Midwinterhoorn

  • Home
  • Midwinterhoorn
Oorsprong van de midwinterhoorn

Sinds mensenheugenis hebben mensen zich geuit en signalen en boodschappen doorgegeven door het blazen op hoorns van allerhande materialen, oorspronkelijk hoorns van dieren en later van hout en metaal.


Eén van de vroegste uitingen is te zien in twee afbeeldingen van groepjes bazuinende figuren, afgebeeld bij Psalm 150 in het “Utrechts Psalter” uit omstreeks 850.
Tot ongeveer halverwege de vorige eeuw was het midwinterhoornblazen vrijwel verdwenen, een enkeling blies nog wel eens op een blikken hoorn, maar in het boek ‘Het Midwinterhoornblazen’ van Everhard Jans lezen we: Op 18 december 1949 was er in Twente voor het eerst sprake van georganiseerd blazen op de midwinterhoorn, daarmee werd het verval gestuit en zette een nieuwe glorietijd in, m.n. Toon Borghuis uit Oldenzaal zette zich in voor de goede zaak en nu na ruim 60 jaar is anno 2013 wint het midwinterhoornblazen aan populariteit gezien het feit dat ook veel jongeren blazen!

Oale Roop

Door de kerstening van de Germaanse viering van de zonnewende, heeft de geboorte van de Zonnegod plaatsgemaakt voor de aankondiging van de geboorte van Christus. De betekenis van beide vieringen spreken aan en in de donkere decembermaand kijkt men uit naar het langer worden van de dagen, “het nieuwe Licht”. De midwinterhoorn vertelt daarover. Het weemoedige geluid attendeert op de nadering van het Kerstfeest, maar ook op de terugkomst van het licht door het naderende lengen van de dagen

De bouw van een midwinterhoorn

Vanouds zoekt de Twentse boer zich een elzen-, berken, of wilgenstammetje dat aan de onderzijde enigszins gebogen toeliep. Daar moest het ook een doorsnede hebben van ongeveer 12 cm. De hoorn werd gewoonlijk ingekort tot een standaardlengte van 1.20 m. Eerst werd de bast er af geschild. Daarna werd de hoorn gefatsoeneerd totdat de vereiste vorm was bereikt. Vanaf het smalste stuk werd dan een gat geboord, waarna het stammetje met een lintzaag in de lengterichting werd doorgezaagd.

 

Vervolgens werden de zo ontstane helften uitgehold met een klompenmakersguts. Voordat beide helften weer werden verenigd, bracht men in de naden als pakking een stoelenmattersbies aan, om lekkage te voorkomen. Een “natte” hoorn werd namelijk voor gebruik onder water gedompeld, waardoor de bies zwol en de naden zo hermetisch werden afgesloten.

 

Midwinterhoorn wordt uitgehakt met hamer en guts

De hoorn werd dan nog omwikkeld met een paar hoepeltjes van gespleten braamranken of wilgentenen, met daartussen vaak houten wiggen om de hoorn in ruststand de goede vorm te laten behouden.

Bij de na 1960 gemaakte hoorns, zijn de gelijmde in de meerderheid. Het voordeel is dat de door houtlijm aan elkaar bevestigde helften vormvast zijn.

Een laatste maar belangrijke handeling is het aanbrengen van de happe of spool. De happe is uitneembaar en wordt bij voorkeur uit éénjarig vlierhout gesneden. Eerst wordt de zachte pit verwijderd, dan wordt de happe schuin afgesneden, waardoor een ovale opening ontstaat.

(Bron: “Het Midwinterhoornblazen” door Everhard Jans)

De wett'n van toet'n en bloazen

Zelf aan de slag

 

Wil je zelf een midwinterhoorn maken? Het boek “De wett’n van toet’n en bloazen” legt alle stappen in detail uit, met fotomateriaal.

Dit boek is o.a. te koop via de vvv van De Lutte en Losser.

Scroll to Top