Een decemberavond. Het begint om 4 uur al donker te worden. Het begin van een lange midwinternacht. Het is een uur of 7, u hebt net van een heerlijk maaltijd genoten en zegt tegen uw metgezellen: kom, we maken nog even een ommetje. Het is aardedonker buiten. Maar na enige tijd went u wat aan het duister. Vaag ziet u achter de weiden een boerderij opdoemen. Er waaiert een massa licht naar buiten, als een deur wordt geopend. Even later hoort u stemmen...
De rillingen lopen u over de rug. Niet uit angst, maar van ontroering! Want wat u net hoorde is het in muziekklanken omgezette verlangen naar de komst van het Licht. Het verkondigt de nadering van het Kerstfeest en is vol heidense en Christelijke symboliek. Wat u hoort is de langgerekte roep van de midwinterhoorn. Een meer dan één tot anderhalve meter lange, flauwgebogen houten hoorn. Van de eerste Adventszondag tot Driekoningen klinkt soms overdag, soms `s avonds, het melancholieke vraag- en antwoordspel van hoeve tot hoeve en ver daarbuiten.
Een eeuwenoud Twents gebruik.